top of page
Zoeken
  • Harry Pape-Luijten

Monumentaal erfgoed: to climb or not to climb…


Inleiding

… that’s the question. Vorige maand schreven we al een bijdrage over de beroemdste stenen monumenten van Nederland, toen de N34 tussen Zuidlaren en Coevorden werd omgedoopt tot Hunebed Highway N34. De neolithische grafkelders blijven de gemoederen echter bezighouden, naar aanleiding van het plaatsen van een zeker bord bij hunebed D27 – het grootste hunebed van ons land, gelegen naast het Hunebedcentrum in Borger.

Enkele directe aanleidingen voor het waarschuwingsbord zijn de vele klachten van (vooral buitenlandse) toeristen over de vele kinderen die over het hunebed heen klauteren, het daarmee gepaard gaande gejoel en het feit dat in oktober 2017 nog een tweetal kinderen van D27 afvielen en eentje met hoofdletsel nog met de traumahelikopter afgevoerd moest worden. Bovendien zijn er in de afgelopen jaren meerdere hunebedden elders in de provincie beschadigd of zelfs vernield door vandalen, vooral middels open vuur – hoe dik de deksteen ook is, door hitte splijt zelfs een Scandinavische zwerfkei van millennia oud. Al met al dus logisch dat de eigenaren van het hunebed op deze wijze maatregelen hebben getroffen. Of toch niet? Had het anders gekund of gemoeten? Waarom willen we überhaupt op hunebedden klimmen?

Erop of eronder

Het staat buiten kijf dat D27 het meest ‘gehanteerde’ hunebed is, gezien haar formaat en prominente locatie. Veel buitenlandse toeristen die hier langskomen kunnen een aantal selfies of normale foto’s van henzelf op of tegen het hunebed niet weerstaan, maar dat geldt niet minder voor bezoekers uit eigen land - ik reken mijzelf daar ook onder! De aantrekkingskracht van deze monumenten is groot. Hun vorm, de enorme stenen en de functie als grafkelder spreken ontzettend tot de verbeelding, zeker als je weet hoe oud de hunebedden zijn en je daarvan een voorstelling probeert te maken. En de beste manier om dat te doen, is om dit erfgoed te beleven: door het te bekijken, maar vooral door het aan te raken.

Dat de hunebedden nog steeds allemaal min of meer in de openbare ruimte liggen en vrijelijk bezocht en betast kunnen worden, is tegelijkertijd doodnormaal en volstrekt uniek te noemen. Immers, ook kastelen en kerken zijn monumentale bouwwerken in onze dagelijkse leefomgeving die je aan kunt raken. Maar het gaat daarbij om gebouwen waar je (meestal) naar binnen kunt, terwijl hunebedden zoals ze nu zijn eerder kunstwerken te noemen zijn waar je in wezen op, om en overheen kunt. Daarnaast is er het aspect van nagedachtenis, om het zo maar te noemen: hoewel er in vooral grote katholieke kerken nog over inpandige grafstenen gelopen kan worden, is het gros van de graven en urnenmuren tegenwoordig gesitueerd op aparte begraafplaatsen, waar terecht bijzondere regels gelden met betrekking tot rust en respect. En laat nu net die combinatie van nagedachtenis en tastbaarheid zorgen voor de spanningen rondom hunebedden.

U bent gewaarschuwd

Want wat hebben Het Hunebedcentrum en Het Drentse Landschap eigenlijk gedaan bij D27? Een waarschuwingsbord met de tekst “Hunebed niet beklimmen” moet vanaf nu dus bezoekers aansporen om het monument niet meer als klimtoestel te gebruiken. Een formeel verbodsbord zoals in het verkeer is het niet, want er kan onmogelijk 24/7 op gehandhaafd worden door een BOA van de gemeente bijvoorbeeld. Zeker net voor het moment van de plaatsing liep het al hoog op, met een enkeling die andere mensen maande hun kinderen van het hunebed af te halen en van disrespect beschuldigde, terwijl de aangesprokenen in kwestie vervolgens terecht stelden dat er (nog) geen bord stond. Een poll van het Dagblad van het Noorden toonde aan dat veel mensen heen en weer geslingerd werden tussen twee noties. Ten eerste dat een bord eigenlijk overbodig zou moeten zijn, omdat mensen per definitie genoeg fatsoen en respect zouden moeten kunnen opbrengen voor een dergelijk monument. Ten tweede dat een dergelijke inperking van de bezoekersvrijheid wordt ervaren als overmatige betutteling.

Dat de nieuwe borden tot voorzichtige burgerlijke ongehoorzaamheid is duidelijk, getuige onder andere dit filmpje en de vele reacties van mensen dat het bijzonder vreemd is dat men vroeger ‘gewoon’ op het hunebed mocht klimmen en nu ineens niet meer. Ook werd gauw duidelijk dat enkel het bord de boodschap maar half overbrengt, want het vertelt wel dat je iets niet mag, maar niet waarom. Er kwam zelfs een reactie op Twitter van de burgemeester van Coevorden, die mensen opriep om naar de hunebedden in zijn gemeente komen, waar ze er wel op mochten klimmen – mits met respect en zorgvuldigheid behandeld. Dat de hunebedden in kwestie geen gemeentelijk eigendom zijn is dan een beetje pijnlijk, maar het standpunt van de burgervader is helder. Hetzelfde geldt voor het feit dat de hunebedden hiermee ook schoorvoetend de politieke arena hebben betreden. Respect met een hoofdletter R, laten we maar zeggen.

Een kwestie van respect…

Het (niet) hebben van ‘respect’ wordt al jaren gebezigd in discussies over waarden en normen in onze samenleving. Hunebed D27 en haar stenen zusters elders in Drenthe en Groningen doen daar eigenlijk ook volop in mee, vanwege hun origine als grafkelders van de Trechterbekercultuur. Zoals ook op de informatieborden bij alle hunebedden staat: “Een hunebed is een grafmonument. Behandel het met respect.” Daarin echoot de gedachte die door ons allen heen spookt bij het betreden van een hedendaagse begraafplaats: gun de doden hun rust. Echter, anders dan op een dergelijke begraafplaats of zelfs inpandig bij een kerk zijn de hunebedden lege tombes. Sterker nog, het zijn in principe allemaal bovengronds zichtbare archeologische monumenten die in het verleden gedeeltelijk of helemaal op zijn gegraven.

In die zin verschillen de hunebedden niet wezenlijk van al die prehistorische, Romeinse of middeleeuwse grafvelden die door archeologen zijn onderzocht en waarbij zowel botmateriaal, crematieresten en vondsten minutieus onder de loep zijn genomen en ook zijn afgevoerd richting depot. Daar speelt het issue van respect nooit bij, lijkt het. Dat dit bij de hunebedden wel het geval is – ondanks dat menselijke overblijfselen en vondsten die ter plaatse zijn opgegraven wel degelijk zijn verwijderd – moet dus bijna wel een direct gevolg zijn van twee dingen in samenhang: de hunebedden secstaan nog steeds waar ze stonden en hun permanente karakter roept eenzelfde gevoel bij ons op als een tegenwoordige grafzerk op een begraafplaats. We moeten ons echter wel goed bedenken dat de beleving van hunebedden bij lange na niet zo krachtig zou zijn, als je ze niet aan zou mogen raken. Dat het graftombes zijn geweest, betekent wat mij betreft dan ook niet dat ze als hedendaagse graftombes behandeld kunnen en zouden moeten worden. Het zijn unieke archeologische monumenten, die een unieke benadering verdienen.

Waar ik dan ook gelijk aan moest denken toen de berichten rondom D27 verschenen, was hoe men in Schotland omgaat met de vele chambered tombs (kamergraftombes) die het land rijk is. Vooral toen wij Orkney ontdekten, zijn we zelf veel van deze tombes ingeklommen – al dan niet met eigen hoofdlampje of met een lamp die netjes door de beheerder (Historic Scotland) was verzorgd. Onerstaande foto getuigt hiervan. Komen veel mensen door het jaar heen in deze tombes? Zeker. Zie je dat aan vandalisme, achtergelaten rotzooi en meer van dat soort souvenirs? Absoluut niet. Hier toont zich respect op een ander niveau, niet in de enge zin van het woord vanwege de oude functie van grafmonument, maar in de brede zin op het niveau van algeheel respect van de Britten voor het verleden en hun gedeelde erfgoed. Wij kunnen daar in Nederland nog heel veel van leren.

Van alle tijden

Net als de chambered tombs in Schotland trekken hunebedden al eeuwenlang toeristen naar Drenthe, van heinde en verre. De omgang met de hunebedden is daarmee zelf eigenlijk al tot erfgoed verworden. Toen wij onlangs een heerlijk weekend in Drenthe doorbrachten bij goede vrienden van ons, bezochten wij tijdens een lange wandeling ook hunebedden D16, D17 en D18 bij Balloo en Rolde. Daar zagen we niet alleen een bezoeker rustig op één van de hunebedden liggen (zie de foto aan het begin van deze bijdrage) en enkele toeristen een broodje eten tegen een ander hunebed aan, maar ontwaarde ik ook op het informatiebord van D17 en D18 de wonderlijke geschiedenis van het hunebedtoerisme. Had men in de Middeleeuwen vooral ontzag voor de hunebedden, heidense bouwsels dat het waren, later gingen geleerden zich interesseren voor de geschiedenis erachter en in de loop van de 19e eeuw kwamen de eerste ‘normale’ bezoekers. Dat was een direct gevolg van twee dingen: dankzij de geleerden kwam men steeds meer te weten over de hunebedden en dankzij de ontwikkeling van trein en spoornetwerk kon men veel sneller door Nederland reizen. Onderstaande oude foto die op het genoemde informatiebord prijkt spreekt boekdelen.

Helaas, zoals bij zoveel zaken in onze maatschappij had de verregaande industrialisatie en commercialisering uiteindelijk onbeheersbare schaalvergroting tot gevolg, leidend tot het massatoerisme dat tegenwoordig niet alleen de historische binnenstad van Amsterdam bedreigt maar in iets minder ingrijpende vorm eigenlijk ook hunebed D27. Want laten we wel wezen, dit specifieke hunebed stond altijd al in de kijker en het nieuwe geplaatste waarschuwingsbord past wat mij betreft daarbij. Voor de andere hunebedden zou een dergelijk bord vanwege hun ligging en veel lagere bezoekersdruk veel minder weerstand oproepen – maar waarschijnlijk ook minder navolging. Hoe bizar het ook klinkt, er zijn in het verleden zelfs mensen het Hunebedcentrum binnen gefietst, zich gesterkt voelende in die actie met het geweldige argument dat nergens stond dat het niet mocht! Schaalvergroting van toerisme houdt omgekeerd evenredig verband met het inlevingsvermogen en logisch nadenken van de bezoekers in kwestie, helaas.

Een harde afweging

De beslissing om een waarschuwingsbord bij D27 te plaatsen is vanuit Het Hunebedcentrum en Het Drentse Landschap goed te verklaren, ten eerste omdat dit het beroemdste en grootste hunebed van ons land is en het naast het Hunebedcentrum ligt, wat zich vertaalt in aanzienlijk grotere bezoekersaantallen dan bij vele andere hunebedden die meer verscholen of afgelegen liggen. Ten tweede speelt het treurige feit dat zeker het Hunebedcentrum bij ongeregeldheden en ongelukken – ook als deze door eigen toedoen van de ontregelaars worden veroorzaakt – erop wordt aangekeken en verantwoordelijk wordt gesteld. Deels is dat natuurlijk van den zotte, want hiermee moeten deze twee eigenaren in wezen een ongeliefde noodgreep plegen die voorkomt uit het simpele feit dat veel mensen zich niet fatsoenlijk weten te gedragen – en dan heb ik het niet alleen over diegenen die dermate weinig besef in hun donder hebben dat ze de hunebedden moedwillig aan schade en vernieling blootstellen. Het gaat vooral om ouders met kinderen, die hun kroost kunnen leren hoe ze zich in harmonie met de wereld en hen die erin leven kunnen bewegen. Dat heeft wat mij betreft niet eens met respect te maken, maar simpelweg met een normale opstelling als mens in een grotere samenleving.

Hoewel ik onderken dat hunebedden grafmonumenten zijn, ben ik wel van mening dat het aanraken ervan een integraal onderdeel is van de unieke beleving ervan. Zo hebben zowel Marloes als ik vroeger als kinderen op hunebedden gezeten en ons even deel gevoeld van iets onuitspreekbaar ouds. Die magie kan een ieder voelen, als een hunebed inderdaad met respect en zorgvuldigheid – en in rust – wordt beleefd. Met dank aan de ouders van Marloes is dat unieke moment van haarzelf en haar zusje Anne op foto vastgelegd, zoals hieronder te zien is.

Nog vele jaren!

Persoonlijk heb ik er geen problemen mee dat kinderen op een hunebed klimmen, zolang de ouders - als zij erbij zijn, want dat is natuurlijk niet altijd zo - maar hun verantwoordelijkheid nemen en erop toezien dat hun kind noch zichzelf bezeerd, noch overlast veroorzaakt. En als de ouders in zo’n geval daar terecht op worden aangesproken, dan moet je toch wel van bedenkelijk goede huize komen als je als vader of moeder weerwoord durft te geven. Kortom, wat dat betreft houden de hunebedden ons vijfduizend jaar na dato nog steeds een spiegel voor van de maatschappij. Als we met zijn allen niet naar onszelf kunnen kijken en onszelf blijven misdragen, dan kon deze 1 aprilgrap van twee jaar geleden nog wel eens echt overwogen kunnen worden. En dat moeten we niet willen, want zelf wil ik graag nog vele jaren kunnen genieten van deze unieke monumenten en dat gun ik een ander net zo lief.

125 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page