top of page
Zoeken
  • Harry Pape-Luijten

Erfgoedbewustwording in noordoostelijk Schotland en Orkney


Inleiding

Ik ben er heilig van overtuigd dat je een stad of streek pas echt leert kennen als je er doorheen loopt, door met je voetstappen de verbinding te leggen tussen het land en je lichaam – en daarmee in het verlengde ervan, je herinnering. Deze filosofische intro ten spijt was ik echter niet degene die voorstelde om enkele weken met de backpack op door de oostelijke Hooglanden van Schotland en de eilanden van Orkney te reizen. Dat was Marloes, die eerder al haar hart was verloren aan het prachtige Schotse landschap en de mensen die dat hun thuis mogen noemen.

En zo kwam het dat we getweeën, ik zonder een achtergrond qua jeugd of anderszins wat betreft kamperen, ons gingen voorbereiden op drie weken buitenlucht en, naar wat velen dachten, sub-optimaal weer. Laat ik gelijk duidelijk zijn: we hebben al die weken heerlijk zonnig weer gehad, met enkel wat regen en een paar stormwinden (die onze tent beter wilden leren kennen; erg aanhankelijk) tijdens een aantal nachten die op één hand te tellen zijn. Dus nee, het regent niet altijd in Schotland!

Marloes en ik zijn allebei archeologen, maar wel met verschillende achtergronden wat betreft studie en oorspronkelijke interesse. Als klassiek Romeins archeoloog, afgestudeerd op Italië, begon ik in feite met een achterstand qua kennis van de prehistorie van Noordwest-Europa. Nu heb ik dat de afgelopen jaren qua archeologie in Nederland ruimschoots ingehaald (ah, maar er is altijd wat bij te leren!), maar Schotland was een ander verhaal. Had ik van tevoren echt een goed idee gehad in wat voor schatkamer ik terecht zou komen, dan had ik alles wellicht nog beter in context kunnen zetten. Maar uiteindelijk denk ik dat de ervaring des te rijker is geweest: er was gewoonweg meer ruimte voor verwondering en spelenderwijs leren.

Een geschiedenis in steen

Weest gerust, ik ga hier niet de geschiedenis van Schotland behandelen, zelfs niet in een notendop. Daarvoor is er veel te veel te vertellen en elke samenvatting zou tekortschieten. Zelfs over het relatief kleine Orkney, die eilandengroep waar ik zelf mijn hart aan verpand heb door onze reis, is zoveel te schrijven dat ik er meerdere bijdragen aan zou kunnen wijden. Op verzoek of eigen beweging licht ik er op een later moment graag eens iets uit, maar voor nu moet u het doen met de volgende stelling: de geschiedenis van Schotland en vooral van Orkney is in steen gevat.

Ik bedoel dit zowel qua landschap als qua mensen en dat laatste van de vroege prehistorie tot nu. Voor wat het landschap betreft zijn de oostelijke Hooglanden van het Schotse vasteland (dit om het te onderscheiden van Orkney, zoals de Orcadiërs zelf ook doen) niet echt te vergelijken met het ruige en soms desolate gebergte waar veel mensen bij de Hooglanden aan moeten denken – al dan niet geholpen door prachtige films en series als Braveheart en Outlander. Nee, de oostelijke Hooglanden moeten het vooral hebben van hun diversiteit: van grillige, met paarse heide bedekte voetheuvels zover het oog reikt tot aan de door constante wind en water gegeselde rotskusten. Juist die rotskusten zijn zo uniek: uitgestrekte vlaktes van steenplateaus, die laagsgewijs schuin omhoog of omlaag richting lucht of zee reiken. Voorbij die kust, aan de overzijde van de soms verraderlijke Pentland Firth, ligt Orkney. Dezelfde soort kusten, maar een geheel andere wereld.

Die ‘flagstones’ hebben millennia lang de belangrijkste grondstof gevormd voor de bewoners van het noorden van Schotland en Orkney, vanwege het feit dat het zo ruim voorradig was en makkelijk in perfecte onderdelen kon splijten. Zeker in Orkney, waar de wind het op zijn zachtst gezegd moeilijk maakt voor bomen om hoger te groeien dan kniehoogte als ze niet beschut wordt door gebouwen (mooie omgekeerde wereld), was men daarom aangewezen op deze steen en maakte men er het meeste van. Daarmee openbaart zich ook meteen het grootste verschil met de Nederlandse prehistorie: daar waar bij ons alle houten boerderijen van de eerste landbouwers tot verborgen grondverkleuringen zijn verworden, daar toont Orkney ons de nu nog zichtbare en beleefbare restanten van het leven in al haar gradaties circa 5000 jaar geleden.

Ankerpunten van het verleden

Onze archeologische resten, zeker daar waar ze permanent zichtbaar zijn (gemaakt) in de vorm van monumenten, zijn de punten waar wij ons anker mogen uitgooien als we over de oceaan van het verleden varen. Zonder deze ankerpunten drijven we stuurloos in een wereld die zich niet kan relateren aan wat vooraf ging. In Orkney – want daar zal ik me nu verder op richten vanwege de onvergelijkbare archeologische rijkdom – zijn die punten alomtegenwoordig en niet te missen. Voor een eilandengroep die zoveel met de zee te stellen heeft, is de vergelijking met de oceaan van het verleden meer dan treffend.

De eilanden van Orkney bezitten waarschijnlijk de grootste dichtheid aan Neolithische monumenten per hectare van onze hele planeet. Van de nederzettingen Skara Brae en Barnhouse en rituele centra als de Ring of Brodgar, Stones of Stenness en de Ness of Brodgar op Mainland, tot aan tientallen kleinere en grotere tombes met kamers en nissen – soms op slechts enkele honderden meters van elkaar zoals op het eiland Rousay. Alle monumenten op Mainland die ik net bij naam noemde maken deel uit van een UNESCO werelderfgoed site, waarvan de verschillende elementen op loopafstand van elkaar liggen in een compleet beleefbaar landschap: The Neolithic Heart of Orkney.

Alhoewel, de Ness of Brodgar hoort er nog niet echt bij, want de opgravingen daar hebben in de afgelopen 16 jaren ‘slechts’ 10% van de vermoedelijke vindplaats opgegraven: een enorme cultusplaats met meerdere grote gebouwen, gelegen op de nauwe landtong tussen de wateren van het Loch of Stenness en Loch of Harray. Toen Marloes en ik er waren was men op de Ness bezig met de laatste dagen van de veldwerkcampagne van dit jaar, wat betekende dat we onze collega’s aan het werk konden zien op deze verbazingwekkende site. Voor meer details verwijs ik graag naar de speciale drie uur durende special die BBC dit najaar zal uitzenden. Stay tuned!

Kijken, kijken én aankomen

Nu noemde ik tussen neus en lippen door het bezoeken van de Ness of Brodgar. Wij waren zeker niet de enigen: gedurende de acht weken van de campagne waren er bijna dagelijks meerdere tours, waar continu 20-30 bezoekers op afkwamen. En niet alleen toeristen van verre, waarvan er bij tijd en wijle soms veel op Orkney zijn (tip: je wilt niet in Kirkwall zijn op de dag dat een cruiseschip 3500 Spanjaarden en Italianen dropt… de Orcadiërs noteren de aankomst van die schepen met goede reden!), maar ook de lokale bevolking of dagjesmensen uit het noorden van het Schotse vasteland.

Al die mensen kijken niet alleen – naar de monumenten zelf, de uitstekende geïllustreerde informatieborden van Historic Scotland of de tentoonstellingen on-site en in Stromness of Kirkwall – maar ze beleven ze ook. Afgezien van Skara Brae en Midhowe Cairn, die elk om een eigen reden alleen via looppaden langs of over de site heen beleefd kunnen worden (wat zeker in geval van Midhowe nog steeds voor een ‘wow’-effect zorgt gezien de afmetingen van deze door een loods afgedekte tombe), zijn alle monumenten op Orkney aan te raken, zo je wilt te omarmen en in het geval van de tombes en IJzertijd-huiskelders ook in af te dalen. Je voelt je behoorlijk de ontdekkingsreiziger als je, met je hoofdlampje op, gebukt door de entreepassage van Cuween Hill Cairn loopt en in de stilte van zo’n intieme, duizenden jaren oude tombe weer rechtop gaat staan. Dit is beleving, benutting en bewustwording van erfgoed in optima forma – en de Schotten begrijpen dat.

En dan heb je naast de monumenten uit de Nieuwe Steentijd, die soms millennia lang in gebruik zijn geweest, ook relicten uit de Bronstijd en IJzertijd. Die uit de Bronstijd zijn schaars, want bij de aanvang van die periode verslechterde het klimaat van Orkney tot wat het nu is – daarvoor was het aanzienlijk prettiger voor de naar wetenschappelijke schatting 5.000-20.000 mensen in het Neolithicum (ter vergelijking: tegenwoordig wonen er ook 20.000 mensen in Orkney). Maar de brochs uit de IJzertijd, de dubbelwandige defensieve woontorens waarvan alleen al aan weerszijden van de Eynhallow Sound op de kusten van Mainland en Rousay eens negen stonden, zijn verre van onopvallend. Hoewel ze hier niet meer hun oorspronkelijke hoogte hebben (waarschijnlijk rond de 10-12 meter), bieden de Broch of Midhowe en Broch of Gurness bezoekers de mogelijkheid om vrijelijk door de oude passages van de toren en aanlandige gebouwen te lopen. Soms zelfs alleen, met alleen de stoïcijns voor zich uitkijkende Noordelijke Stormvogels als gezelschap.

Een Noorse erfenis

En die fulmars (mijn nieuwe lievelingsvogels) zijn samen met onder andere Jan-van-Genten, aalscholvers, meeuwen van allerlei pluimage en ook papegaaiduikers (helaas, net te laat in het seizoen om ze nog te zien!) tevens je metgezel als je in het noorden van het Schotse vasteland en in Orkney de resten van de Noorse bezoekers tegenkomt. Als je gaat letten op bepaalde woorden (kirk), plaatsnamen (Wick, Thurso, Hamnavoe als oude naam voor Stromness) en eigennamen (zoals Erlend) merk je dat er een sterke noordelijke invloed is in dit deel van Europa. Sterker nog, Orkney was tot in de Late Middeleeuwen onderdeel van Noorwegen en niet van Schotland. Het is één van de redenen waarom deze bijzondere eilandengroep als apart land kan worden beschouwd en ook zo wordt ervaren.

Wat zien we terug van de Vikingen en latere Noorse invloed? Wederom genoeg: de huisrestanten op de Brough of Birsay, een eilandje dat tegenwoordig alleen met laagtij lopend te bereiken is vanaf de meest noordwestelijke punt van Mainland, vormen samen met een later kloostercomplex een site die eeuwenlang Noorse macht heeft uitgestraald. Hier en in Birsay zelf zetelden eerst de Earl (afgeleid van ‘jarl’, hoofdman) die de wereldlijke macht uitoefende en de bisschop die de kerkelijke weg aangaf. Ook de latere Schotse heersers in het gebied modelleerden zich naar dit voorbeeld, wat nog tot uiting komt in de Earl’s en Bishop’s Palaces in Kirkwall en het latere Earl’s Palace in Birsay, waarvan de laatste fases 17e-/18e-eeuws zijn (en de beginfase in het geval van het Bishop’s Palace 12e-eeuws). Om nog maar te zwijgen van de legende van St. Magnus, die meerdere eilanden met elkaar verbindt en een deel is van de epische Orkneyinga Saga.

De twee meest indrukwekkende voorbeelden van de aanwezigheid van de Vikingen in dit deel van de wereld troffen we wat mij betreft in de vorm van het Castle of Old Wick en Maeshowe. De eerste locatie ligt aan het eind van een schitterende kustwandeling vanaf Wick, aan de oostkust van het Schotse vasteland. Deze wandeltocht langs de flagstoneplateaus van het district Caithness geeft samen met de kasteelruïne op een smalle uitloper van land – met de golven ver beneden je en de rukwinden op armlengte – een goed gevoel van het weinig vergevingsgezinde landschap waar de Vikingen hier soms in terecht kwamen.

Licht aan het einde van de passage

Het tweede voorbeeld betreft de mogelijk meest imposante Neolithische tombe in Orkney: Maeshowe. Het is de enige site op de eilanden waar vooraf een tour voor moet worden gereserveerd (wat de vriendelijke medewerkers bij het busstation in Kirkwall voor je kunnen doen), wat komt omdat er veel mensen naar deze niet bijster grote ruimte-in-een-heuvel willen gaan. Dat is niet alleen omdat de centrale kamer zelf eruit ziet alsof hij slechts een paar eeuwen oud is, in plaats van vijf millennia. Ook niet omdat een deel van het prachtige dak uitnodigt tot meewarig hoofdschudden, omdat het gat dat de ‘ontdekker’ in de 19e eeuw maakte vele malen groter is dan het bescheiden gat dat de volgens de overlevering door 100 Vikingen werd gemaakt toen ze hier schuilden voor een sneeuwstorm.

Nee, het is vooral vanwege de runen die deze Vikingen in de muren graveerden, met bijl en mes, die samen de grootste collectie in zijn soort in Europa vormen. Het zijn niet de meest poëtische teksten (bijv. op een bijzonder hoog stuk in de kamer: “Deze runen heb ik hoog gekerfd”), maar ze staan overal waar de zaklamp op schijnt – soms in twee aparte soorten alfabet – en geven ons een unieke kijk in het leven van een aantal mensen die hier met elkaar noodgedwongen de tijd moesten doorbrengen. Maar of Ingibjorg nu inderdaad de beste vrouw was die ze kenden, of dat haar veelvuldige bezoekjes inderdaad een schande waren – of allebei? – zullen we nooit zeker weten. Gelukkig maar, want alles weten is geen zegen. Waar moeten we dan onze verbeeldingskracht voor inzetten?

Nu we na een mooie Indian Summer richting de herfst gaan, komt ook in Orkney het moment naderbij dat een specifieke gedachte achter de bouw van deze tombe zich wederom zal openbaren. Op 21 december zal de zon in zee zakken, voor het oog tussen Ward Hill en de Cuilags op het eiland Hoy, totdat de laatste stralen de passage van Maeshowe binnenvallen en de achterwand van de hoofdkamer in een gouden gloed laten baden. Je kan hier ter plaatse bij zijn, of live meekijken via de webcam die Historic Scotland zal plaatsen. Een natuurlijk fenomeen gevangen in rituele architectuur, beleefbaar gemaakt voor een ieder. Een voorbeeld voor allen die met erfgoed en de omgang daarmee te maken hebben en een pluim voor de bouwkunsten van onze verre voorouders: nee, het zonlicht valt niet meer exact op de origineel geplande locatie van destijds, maar men had waarschijnlijk ook niet bedacht dat we er 5000 jaren later nog steeds van zouden kunnen genieten.

Dus, Schotland... Orkney... Met dank aan mijn partner Marloes, de andere 50% van Rubicon Erfgoed, die ik sinds mijn aanzoek bij de Ring of Brodgar mijn verloofde mag noemen!

48 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page