top of page
Zoeken
  • Harry Pape-Luijten

Een vlucht naar het verleden


Inleiding

Afhankelijk van waar je jezelf bevindt in het land is het op het moment nog volop vakantie voor veel mensen. Het grappige van zelf ‘voor het seizoen aan’ op pad gaan, zoals wij bijna altijd doen, alsook werk verspreid over Nederland hebben, maakt dat vakantie een ruim begrip wordt: wij zijn alweer een maandje bezig, maar pas afgelopen weekend was het weer tijd voor de beruchte Zwarte Zaterdag op de Franse snelwegen (langzaamwegen?).

Natuurlijk zorgen ook wij ervoor dat we onze broodnodige rust pakken na werktijd, zo ook in de weekenden. Dat we daarbij soms ook erfgoed tegenkomen is vaak met opzet, maar af en toe ook buiten onze planning om. Een goed voorbeeld van dat laatste volgde uit een fietstocht met Marloes en mijn schoonouders in het zuiden van Drenthe, waarbij grondstoffen en luchtafweer in gebouwde toestand tot ons kwamen. Lees verder en vlieg even met ons mee naar het verleden!

Rijkdom van de bodem

Voor veel archeologen staat de term ‘bodemrijkdom’ gelijk aan de menselijke sporen uit het verleden die we dagelijks (laten) onderzoeken. Dat dit voor veel mensen een andere betekenis heeft, toont de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij): In Schoonebeek, een in de Middeleeuwen gesticht veenontginningsdorp in de Drentse gemeente Emmen aan de rand met Duitsland, bevindt zich het op één na grootste olieveld van het vasteland van West-Europa. Met de vondst hiervan in 1943 begon een periode van grondstofexploitatie die tot op de dag van vandaag voortduurt, hetzij wel in een andere vorm dan destijds. Zoals het vroeger ging, wordt gedemonstreerd door de iconische jaknikker.

De eerste jaknikkers bij Schoonebeek verschenen in de Tweede Wereldoorlog net over de Duitse grens, op het Emlicheimerveld. Tot 1996 waren tientallen van deze constructies dagelijks bezig om olie uit de grond te pompen, in totaal zo’n 250 miljoen vaten. De olie werd in die periode per trein naar Pernis vervoerd om geraffineerd te worden. Toen eind jaren ’90 bleek dat de olie te dik en stroperig werd om nog rendabel te worden gewonnen, werden de Nederlandse jaknikkers één voor één uitgeschakeld. De bekendste jaknikker van ons land is waarschijnlijk het rijksmonument in het centrum van Schoonebeek. Het zou tot 2011 duren dat de NAM middels een nieuwe techniek weer olie uit het Schoonebeeker veld kon halen, dankzij stoominjectie. Tegenwoordig wordt deze olie per pijpleiding naar het Duitse Lingen vervoerd om verder verwerkt te worden. Tot op de dag van vandaag is het veld in bedrijf.

Wat is hier nu van te zien? Als je van Nieuw-Amsterdam naar Schoonebeek rijdt zal je op een gegeven moment horizontale groene buizen gaan tegenkomen en verticale zilveren pompinstallaties. Hiermee worden stoom, gas en olie vervoerd en gebruikt in het winningsproces. Hoewel ze nooit een schoonheidsprijs zullen verdienen gaan de groene laag-bij-de-grondse buizen nog redelijk op in de grasvelden. Steek je echter de grens over met Duitsland in de richting van Emlichheim, dan zie je de oude methode nog volop aan het werk, in de bijna hypnotische heen-en-weer-beweging van de Duitse jaknikkers. Wie op lucht- of satellietbeelden de grensstreek opzoekt, ziet duidelijk het verschil aan weerszijden van het Schoonebeekerdiep.

De vijand in zicht

Een stuk erfgoed van geheel andere orde troffen we tijdens onze fietstocht aan nabij het Schoonebeekerdiep. Een opvallende betonnen constructie in raatbouw stond trots de hemel in te prijken: een luchtwachttoren. Ik ken deze fenomenen uit mijn jeugd in Winschoten, waar ook eentje staat. Wat eigen onderzoek in de afgelopen jaren leerde mij dat er een kleine 276 luchtwachttorens in Nederland zijn gebouwd, welke samen een net vormden dat het gehele land bestreek. Over welke tijd we het dan hebben? De Koude Oorlog, toen de spanningen tussen de NAVO en het Warschaupact – soms simpeler gesteld tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie – tot gekke sprongen over en weer leidden waar het defensie betrof. De luchtwachttorens zijn hiervan een uitstekend voorbeeld.

Radartechnologie was begin jaren ’50, toen de jaknikkers rond Schoonebeek net een paar jaar draaiden, nog niet gevoelig genoeg om laagvliegende vliegtuigen (1500 m en lager) te kunnen volgen. Men had dus een ander middel nodig om bijvoorbeeld Russische verkenners en bommenwerpers op deze hoogtes te kunnen lokaliseren en eventueel actie ertegen te kunnen nemen. Defensie voorzag in dit middel door een netwerk van luchtwachttorens te bouwen, die per 3-4 in een kring samenwerkten en hun bevindingen telefonisch konden doorgeven aan één van acht regionale luchtwachtcentra. Op hun beurt speelden deze hun info dan weer door aan het Sector Operations Centre van het Commando Luchtverdediging in Driebergen (later in Nieuw-Millingen).

Het idee was dat burgers in vrijwillige dienst de torens bemanden en middels hun zicht en gehoor – na een paar duidelijke lessen van Defensie uiteraard – met o.a. herkenningstekeningen in de hand eventuele ongenode gasten konden oppikken en duiden. We weten nu dat de technologie vanaf de jaren ’60 sneller voortschreed dan verwacht en dat het netwerk van luchtwachttorens evenmin fatsoenlijk dienst heeft gedaan als de laatste waterlinies bij de intrede van het vliegtuig. Op sommige plaatsen in Nederland is dit militair en industrieel erfgoed echter nog te bewonderen, zoals bij Schoonebeek. Dat het bijzondere objecten met een verhaal betreft heeft er toe geleid dat deze Drentse toren weer in ere is hersteld en ook publiek toegankelijk zal worden (inclusief laadpaal voor de elektrische fiets en een picknickbankje ernaast).

Nostalgie in het Noorden

Hoewel we op veel plekken in Nederland gezegend zijn met erfgoed, komt het verstilde Noorden daarbij soms verrassend uit de hoek. De schier eindeloze verre einder zal niet een ieder kunnen bekoren, maar het loont zeker de moeite om er eens wat verleden op te snuiven. Wij zullen er ongetwijfeld vaker te vinden zijn!

117 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page