top of page
Zoeken
  • Harry Pape-Luijten

Kasteel Duurstede


Inleiding

Restauratie, renovatie en herbestemming zijn drie concepten binnen de omgang met monumentaal erfgoed die dicht bij elkaar liggen. In veel gevallen wordt een monument (deels) gerestaureerd of gerenoveerd voordat het wordt herbestemd, al was het maar bij wijze van aanpassing aan de huidige tijd en bijvoorbeeld de gevolgen van het trekken van bezoekers (denk aan het integreren van WC’s). De hamvraag is meestal: hoeveel is genoeg?

Nu zijn er sinds de opkomst van de monumentenzorg in de 19e eeuw verschillende visies op restauratie geweest en in zekere zin zijn die de dag van vandaag nog steeds actueel. Zoals het goede visies betaamt zijn de twee bekendste hiervan elkaars tegenpolen te noemen. Aan de ene kant hebben we de visie van de Franse architect en theoreticus Eugène Emmanuel Viollet-le-Duc (1814-1897) en aan de andere kant die van zijn Britse tijdgenoot, de kunstcriticus en schrijver John Ruskin (1819-1900). Deze mannen en hun gedachtengoed in het tijdperk van de Neogotiek (Gothic Revival) intrigeren mij mateloos, sinds ik ze leerde kennen tijdens Erfgoedstudies aan de VU. Beide zijn bekend geworden door hun unieke, tegengestelde kijk op wat restauratie wel of niet zou moeten zijn – en in wezen, wat erfgoed wel of niet is in de tegenwoordige tijd.

Dat wat had kunnen zijn

Viollet-le-Duc keek naar een vervallen monument en probeerde te achterhalen wat de bouwers in zijn ogen bedoeld hadden neer te zetten, dus wat de essentie van het gebouw of complex was. Een restauratie door Viollet-le-Duc betekende in veel gevallen dat het monument niet alleen in de oorspronkelijke staat werd hersteld, maar dat er sprake was ‘updates’. Beroemde voorbeelden hiervan zijn bepaalde toevoegingen aan de Notre-Dame in Parijs en aan de vestingstad Carcassonne. Viollet-le-Duc renoveerde eigenlijk in de ware zin van het woord en probeerde de perfectie van het middeleeuwse bouwplan nog dichter te benaderen door gebruik te maken van inzichten en materialen uit zijn eigen tijd. Zoals hij zelf stelde in zijn Dictionnaire raisonné de l'architecture française du XIe au XVIe siècle (1854-1868):

Restaurer un édifice, ce n'est pas l'entretenir, le reparer ou le refaire, c'est le rétablir dans un état complet qui ne peut avoir jamais existé à un moment donné.

Kortom, restaureren was voor Viollet-le-Duc het completeren van een monument naar een staat die het in het verleden misschien nooit heeft gehad. Hoe deze visie in relatie staat tot dat ultieme containerbegrip in erfgoedzorg, ‘authenticiteit’, is misschien iets voor een latere bijdrage. De visie van Viollet-le-Duc is te beschrijven als rationeel, modernistisch en misschien wel ‘verlicht’. Wat mij trekt in zijn visie is het lef erin, dat bijna egocentrisch aandoet: Viollet-le-Duc stelde eigenlijk de wijsheid in pacht te hebben en de essentie van een monument beter tot uiting te kunnen brengen dan de oorspronkelijke bouwers. Ook in ons land had hij overigens vele volgers, waaronder de beroemde P.J.H. Cuypers: diens restauratie van de Munsterkerk in Roermond tussen 1863 en 1890 is een volwaardige renovatie te noemen en stuitte op veel weerstand. Over Cuypers verderop meer.

Dat wat is geweest

Lijnrecht tegenover Viollet-le-Duc staat John Ruskin, die eigenlijk volledig wars was van restauratie en zeker in de vorm die zijn Franse tijdgenoot voorstond. Ruskin keek naar een monument en stelde dat de schoonheid van het gebouw zat in haar ouderdom: het verval van een monument en het gevoel van (leef)tijd dat men kan krijgen bij de aanblik ervan. Het zal niemand verbazen dat Ruskin een bijzondere voorliefde voor ruïnes had. Voor hem was het restaureren van een monument, laat staan het bijwerken ervan naar een staat die het nooit had gehad, de beste manier om erfgoed naar de verdoemenis te helpen. Zoals hij in The Seven Lamps of Architecture (1849) schreef:

Neither by the public, nor by those who have the care of public monuments, is the true meaning of the word restoration understood. It means the most total destruction which a building can suffer: a destruction out of which no remnants can be gathered: a destruction accompanied with false description of the thing destroyed. Do not let us deceive ourselves in this important matter; it is impossible, as impossible as to raise the dead, to restore anything that has ever been great or beautiful in architecture.

Dus, Ruskin stelt restauratie gelijk aan vernietiging. Als hij al in kon stemmen met een bepaalde bemoeienis met een monument, dan zou wat wij tegenwoordig consolidatie noemen. Hoewel we moeten bedenken dat elke theoreticus schrijft vanuit zijn eigen zeitgeist en dat sommige monumenten niet meer onder ons zouden zijn, als ze niet waren gerestaureerd, heb ik me altijd kunnen identificeren met de romantische en enigszins melancholisch-nostalgische kijk van Ruskin. Mijn medestudenten van de VU kunnen dit vast beamen, aangezien ze dit tot vervelens aan toe hebben meegemaakt tijdens mijn presentaties over strokartonfabriek De Toekomst nabij Scheemda. Overigens is het concept van Ruinenwert (ruïnenwaarde), dat een rol speelde in de gedroomde architectuur van Hitler’s Derde Rijk, gebaseerd op de visie van Ruskin. Zoals ik al zei, zeitgeist doet veel. Ook over Ruinenwert wellicht later meer.

Van theorie naar praktijk: kasteel Duurstede

Er zijn tal van voorbeelden in Nederland aan de hand waarvan de visies van Viollet-le-Duc en Ruskin geïllustreerd kunnen worden. Ik heb ervoor gekozen om daarvoor kasteel Duurstede te gebruiken, waar ik in een eerdere bijdrage al melding van maakte. Zowel de geschiedenis van het kasteel zelf, de restauratie en de herbestemming ervan zijn bijzonder interessant. Daarbij is het, zeker op een mooie zonnige dag, erg goed toeven in het park dat in 1852 door J.D. Zocher rond het kasteel werd aangelegd. De foto’s op de Facebook-pagina van Rubicon Erfgoed laten dat goed zien!

De basis van kasteel Duurstede is de 13e-eeuwse woontoren, of donjon, gebouwd door Zweder I van Zuylen van Abcoude. Met muren van 2,5 m dik was de robuuste toren goed bestand tegen de tand des tijds: het gros van de constructie staat nog steeds fier overeind. Het kasteel wordt in de eeuwen daarna uitgebreid tot een min of meer vierkant kasteel (wat ik dankzij de VVV in Wijk bij Duurstede binnenkort kan nabouwen). In de 15e eeuw vinden de grootste verbouwingen plaats, door bisschop David van Bourgondië. De ronde Bourgondische toren op één van de hoeken van het kasteel, een mooi ‘contragewicht’ in beeld van de vierkante donjon, is uit die tijd het meest in het oog springende overblijfsel, ook nu nog. Onder de kenmerken van de toren vallen een zeldzaam soort werpgaten tussen de kraagstenen van de opbouw, vanuit waar belagers aan de voet van de toren konden worden bestookt met kokend water, stenen en andere ongeleide projectielen. Deze zogenaamde mezekouwen zijn maar in negen Nederlandse kastelen aanwezig.

De geschiedenis is kasteel Duurstede niet altijd gunstig gezind geweest. Na de dood van Philips van Bourgondië, opvolger van David, raakte het kasteel onbewoond en in verval. Geld voor herstel was er niet of werd door de verschillende eigenaren in elk geval er niet voor aangewend. De verwoestingen in Wijk bij Duurstede door de Fransen in 1672 leidden ertoe dat bewoners hun huizen gingen herbouwen met stenen van het kasteel. In de tweede helft van de 17e eeuw was kasteel Duurstede dan ook niet meer dan een ruïne. Als de situatie zo was gebleven, dan was John Ruskin misschien wel volledig tevreden geweest. Het moet een mooi, verstild en ook wat treurig gezicht zijn geweest. Dit romantische beeld is hieronder prachtig weergegeven door Alexander Mollinger (1854, met dank aan Het Utrechts Archief).

Restauratio in terminis?

Ten tijde van Mollinger’s schildering had Zocher net opdracht gekregen van de gemeente Wijk bij Duurstede, die twee jaar daarvoor het kasteel in eigendom had gekregen, om de 16e-eeuwse aarden omwalling om te vormen tot een stadspark rondom het kasteeleiland. De romantische, van oorsprong Engelse landschapsstijl die Zocher aanhield was bedoeld om de donjon en Bourgondische toren zo mooi mogelijk uit te laten komen en bezoekers middels een rondgang te laten wegdromen bij de schoonheid van weleer. Het Valkhof in Nijmgen is nog een mooi voorbeeld van deze stijl, waarin een ruïne als middelpunt dient. Ruskiniaans, zouden we zeggen. Echter, in 1883 was het niemand minder dan Cuypers, leerling van Viollet-le-Duc, die de eerste consolidaties uitvoerde aan de overgebleven resten om verder verval te voorkomen. Vervolgens werd de Bourgondische toren in 1948 grondig gerestaureerd en de donjon eind jaren ’80 van de vorige eeuw. In 2013 werd het complex nogmaals aangepakt, waarbij onder andere de donjon een nieuw dak kreeg.

Wat zien we tegenwoordig terug van de (restauratie)geschiedenis van kasteel Duurstede? Zoals hieronder en op de andere foto’s te zien lijkt de Bourgondische toren alsof hij gisteren is gebouwd, wat toch wel het nalatenschap van Cuypers en Viollet-le-Duc genoemd mag worden wat mij betreft. In tegenstelling staan de donjon en vooral de overgebleven muren, die deels zijn opgemetseld tot zo een hoogte dat ze een indruk geven van de omvang van het vroegere kasteel, zonder weer ‘volledig’ te willen zijn. Deze geconsolideerde, deels ruïneuze staat is dan toch wel weer heel erg à la Ruskin. Te midden van deze bijzondere mix van restauratie en consolidatie wordt de ruimte en ambiance van het kasteel tegenwoordig uitgebaat voor zakelijke bijeenkomsten, huwelijken en een goed glas bier op het terras. Daarbij heeft men ervoor gezorgd dat de nieuwe toevoegingen in verband met horeca en veiligheid geen afbreuk doen aan het monumentale beeld, althans naar mijn mening.

Ondertussen doet het park van Zocher nog steeds wat het eind 19e eeuw ook moest doen: ongeacht welke architectuurtheorie dan ook biedt het de mogelijkheid tot wandelen en bezinnen op kasteel en groen in een mooie rondgang, die ik iedereen aan kan raden. Telkens als ik in Wijk bij Duurstede ben, weet ik waar ik even naartoe loop.

- - -

Meer lezen?

92 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page